donderdag 27 september 2007

De genetica van leiderschap verdiept-3

Bij de derde visie kracht gaat het in essentie om het ‘ik’ van de leider, en dan met name hoe dat ‘ik’ met beschikbare informatie om gaat. Ook hier zijn weer twee mogelijkheden.

In de eerste plaats is het mogelijk dat het ik zich met name baseert op
impliciete kennis (‘tacit knowledge’), simpel gezegd: “Weten dat . . .” Dit soort kennis is wat elk mens uniek maakt. Dit type kennis is gebaseerd op ervaring, gevoelens, en derhalve uniek voor elk persoon. Daardoor vormt deze kennis ook een ‘machtsbron’, immers, je hebt iets wat niemand anders heeft...

Het kan ook zo zijn dat het “ik” een voorkeur heeft voor het gebruiken van
expliciete kennis, ook weer simpel gezegd: “Weten hoe . . .” Dit type kennis wordt normaal gesproken niet als een machtsbron beschouwd, simpelweg omdat iedereen over deze kennis kan beschikken, en het juist gaat om de operationalisering van de kennis. Simpel gezegd wat kun je met die kennis doen, hoe kun je het toepassen. Daarvoor is weer impliciete kennis nodig.

Voor het ontstaan van nieuwe kennis, inzichten is altijd een mens nodig die hetzij expliciete, hetzij impliciete kennis combineert waardoor nieuwe inzichten, toepassingen kunnen ontstaan. Overigens gebruikt elk mens beide typen kennis voortdurend en door elkaar heen. Wat in de context hier belangrijk is, is waar het meeste de nadruk op ligt in het dagelijks handelen. Welk type kennis geeft het ‘ik’ de voorkeur aan bij een spontane keuze, als het ‘ik’ op zoek is naar te gebruiken informatie?

Geen opmerkingen: