Deze week publiceerde het dagblad Trouw op haar website, in samenwerking met de universiteit van Amsterdam de ‘Funditest’, zie: http://www.trouw.nl/religie-filosofie/funditest/. Een actueel onderwerp op een toegankelijke manier over het voetlicht gebracht, of zit er wellicht toch meer achter. . . Door op drie manieren naar de Funditest te kijken, zal ik proberen een antwoord op deze vraag te geven. Om over fundamentalisme te kunnen praten moet eerst duidelijk zijn wat het is, dan is vervolgens de vraag gerechtvaardigd waarom je het er überhaupt over zou moeten hebben, om als laatste te kijken naar de opzet en uitvoering van de test.
De vraag wat fundamentalisme eigenlijk is, wordt in de funditest en gerelateerde artikelen niet echt beantwoord, wat best opmerkelijk is, want hoe kun je iets ‘testen’ als je niet eerst vaststelt wat het is? Volgens de Dikke van Dale is het een ‘orthodoxe, antiliberale godsdienstige richting’. Blijkens de uitkomsten van de test wordt een ruimere definitie gehanteerd, fundamentalisme kan ook betrekking hebben op de levensvisie in het algemeen. Dit roept de gedachte op dat wellicht vanuit een etymologisch perspectief de gebruikelijke klemtoon bij het woord fundament-alisme verkeerd ligt. In aangepaste vorm wordt het begrip fundamentalisme dan een samentrekking van ‘funda’ en ‘mentalisme’; waarbij funda duidt op de fundering, de verankering in de vaste ondergrond en mentalisme op de filosofische stroming die er van uit gaat dat het denken de werkelijkheid bepaalt, en dat werkelijkheid slechts een bewustzijnstoestand is, c.q. kan zijn. Hierdoor wordt fundamentalisme dus inderdaad meer een term die duidt op mensen die er, op welke manier dan ook, rotsvast van overtuigd zijn en vooral ook willen blijven dat zij het gelijk aan hun kant hebben. Interessant zijn in dat perspectief de visies van Herman Philipse en Rik Torfs. De eerste stelt zich op een humanistisch-rationalistisch standpunt en maakt onderscheid tussen wetenschappelijk en moreel fundamentalisme. Voor het eerste gezichtspunt haalt hij Hume aan. Op het terrein van de wetenschapsfilosofie heeft het denken sinds Hume nog wel wat ontwikkelingen gekend, en ‘weten’ we inmiddels dat ook bewijsmateriaal vaak (altijd?) gestoeld is op onderliggende veronderstellingen. Ook voorheen als absoluut veronderstelde waarheden in de wetenschap zijn opeens betwijfelbaar gebleken, toen het paradigma veranderde. Het vasthouden aan een paradigma in de wetenschap kan derhalve ook als fundamentalistisch worden gezien. Daarmee is het door Philipse veronderstelde verschil met de morele waarheden opeens weggevallen, ook een morele waarheid is immers gestoeld op een paradigma. Dan is de volgende stap dat een ieder die zich op grond van denkwerk, reflectie een mening heeft gevormd, en daar niet voortdurend van af wijkt, kennelijk een fundamentalist is. Als we deze vaststelling koppelen aan de eerdere vaststelling dat elke (perceptie van de) empirie uiteindelijk gestoeld is op dogma’s, kunnen we rustig vaststellen dat iedereen, gegeven de definitie van het begrip een fundamentalist moet zijn, waardoor de hele discussie, en daarmee de test zinloos is geworden.
Maar wellicht dat het essay van Rik Torfs ons hier verder kan helpen. Evenals in zijn boek ‘Wie gaat er dan de wereld redden?’ (2009) maakt hij hier het onderscheid tussen denken (activiteit, proces) en de gedachte (resultaat). Waugh heeft volgens Torfs een afgeronde levensvisie, en is daarmee fundamentalistisch. Waar Modiani blijft denken zou hij minder fundamentalistisch lijken te zijn, echter dit is slechts schijn. De voorkeur geven aan ‘blijven denken’ is immers ook (impliciet) een afgeronde, en daarmee fundamentalistische levensvisie. Zelfs de fervente aanhangers van het machtsvrije discours à la Habermas, op grond waarvan standpunten (fundamenten) respectvol uitgewisseld, aangepast of verrijkt zouden kunnen worden, gedragen zich in wezen fundamentalistisch , doordat ze dit standpunt aanhangen. Zoals Torfs stelt in navolging van Max Frisch, kun je moeilijk weten wanneer je meer gelijk hebt. Ook deze visie brengt ons uiteindelijk geen verdere inzichten in fundamentalisme.
Wellicht dat de ook door Torfs als ‘evolutiefundamentalist’ aangehaalde Dawkins hier uitkomst kan bieden met de door hem geïntroduceerde memen, de zichzelf vermenigvuldigende mentale constructies, die als het ware van brein naar brein springen, en die via natuurlijke selectie zichzelf op basis van toevallige mutaties steeds verder ontwikkelen, en zodoende hun kansen op overleving vergroten. Een simpel voorbeeld hiervan is de (gedachte aan) de ‘Vogeltjesdans’, alleen al door het woord hier te lezen, heeft (de eigen versie) van het deuntje, wellicht aangevuld met beelden van de bijpassende bewegingen zich weer vooraan in uw brein genesteld. . . Als een mem zich weet te nestelen in het brein van een ‘fundamentalist’ wordt de kans op overleving en vermenigvuldiging van dit mem groter. Dit zou een verklaring kunnen bieden voor het (voort)bestaan van intolerante variant van fundamentalisme, gegeven de eindige hoeveelheid breinen op deze aardbol, kan een mem zich niet onbeperkt verspreiden, en is er dus uiteindelijk slechts ruimte voor het mem dat het meest succesvol weet te overleven. Hierbij is het wellicht goed te beseffen dat ook dat ene overgebleven mem weer door toevallige mutaties zal veranderen in nog succesvollere varianten. Dit mechanisme impliceert dat er noodzakelijkerwijs altijd verschillende stromingen fundamentalisten tegenover elkaar zullen staan. Dat een sterk mem zijn drager zal aanzetten om zijn verspreiding (zelfs letterlijk) te vuur en te zwaard te realiseren is inherent aan deze visie, en dit verwerpelijk vinden is feitelijk ook fundamentalistisch binnen de definities die de Funditest hanteert, omdat het gestoeld is op de preferentie van de eigen morele waarheden.
Samenvattend kan dus gesteld worden dat fundamentalisme per definitie een gevolg is van het denken van de rationele mens. Het is bovendien noodzakelijk omdat het er voor zorgt dat steeds passender (als in: succesvol in het overleven in de omgeving) levensvisies zich zullen ontwikkelen, waardoor het denken steeds dichter in de buurt van het ‘fittest’ (als in: meest passend) zal komen.
Dat brengt ons bij de vraag waarom het dan überhaupt zinvol zou kunnen zijn om over fundamentalisme te praten, en/of bepaalde mensen of groeperingen als zodanig aan te duiden, als ieder mens een door memen gedreven fundamentalist is. Het antwoord hierop is niet eenvoudig, en zal gebaseerd moeten worden op vooronderstellingen ten aanzien van beweegredenen. Het lijkt erop dat de redactie van Trouw (èn de opstellers van de enquête èn de heren Torfs en Philipse) ‘besprongen’ zijn door het mem dat het machtsvrije discours de beste manier is om levensvisies te ontwikkelen. Als vanuit die (eveneens fundamentalistische, zie hiervoor) levensvisie getracht wordt de meer radicale, zelfs gewelddadige vormen van fundamentalisme in een ‘kwade reuk’ te stellen (Willem Schoonen, http://www.trouw.nl/opinie/brief-hoofdredacteur/article3051750.ece/Ontdek_hoe_ fundamentalistisch_u_bent_.html ), moeten we dit interpreteren als een aanval in de strijd om het bestaan der memen op het mem van de radicaal/gewelddadigen, maar dan met de eigen middelen. Door het mem der juistheid en rechtvaardigheid van het machtsvrije discours via de media te verspreiden over zoveel mogelijk breinen, wordt met de eigen ‘wapens’ feitelijk de frontale aanval geopend op het mem dat zich radicaal/gewelddadig wil verspreiden. Eigenlijk zijn we dus getuige van een ‘Clash of the Titans’, die elk met hun eigen wapens, op hun eigen manier strijden om hun bestaansrecht, c.q. breinpositie. Overigens, voor alle duidelijkheid, het laat zich raden aan welke kant ik me schaar door het neerschrijven van deze geweldloze overpeinzingen. Wat niet wegneemt dat ik het jammer vind dat het discours rondom fundamentalisme vooralsnog te oppervlakkig wordt gevoerd.
Dit laatste is ook terug te vinden in de Funditest zelf. In de hiervoor aangehaalde ‘Clash of the Titans’, zal iedere partij z’n beste beentje voor moeten zetten, en dan verdient de enquête/test nog wel wat verbetering. Nog los van het feit of je iemand aan de hand van 14 stellingen volledig kunt typeren, zijn de stellingen en de mogelijke antwoorden ook voor kritiek vatbaar. Het eerste punt van kritiek ziet op de door elkaar lopende abstractieniveaus. Zo zijn bijvoorbeeld de vragen 4(scheppingsverhaal) , 9(buitenhuwelijkse seks) en 13(verloedering en individualisering) concrete vragen betreffende een mening over de inhoud. Andere vragen geven onvoldoende antwoordmogelijkheden. Vraag 12 is een mooi voorbeeld hiervan, deze vraag met ‘eens’ beantwoorden impliceert het accepteren van cultureel relativisme, wat inhoudt dat je dan ook alles, inclusief bijvoorbeeld nazisme of kannibalisme moet accepteren. Dit zelfde probleem komt terug bij vraag 14. Als je cultureel relativisme zou verwerpen, kun je in de test niet anders dan fundamentalistisch antwoorden. Qua definitie wellicht correct, maar of dit ook strookt met de bedoelingen van de opstellers en de redactie, durf ik te betwijfelen. Daarnaast zijn de afbeeldingen naast de vragen uiterst suggestief, en zullen de beantwoording geheid beïnvloeden. Prachtig voorbeeld hiervan is vraag 14, waar de suggesties voor de onopgeefbare waarden gelijk maar gedaan worden, of wat te denken van vraag 10 en vraag 5? Als laatste nog vraag 7, die voorbij gaat aan modernere inzichten in wat aangeduid word als het onderbewuste. Zoals onder andere Ap Dijksterhuis in zijn boek ‘Het slimme onderbewuste’ onderbouwt, nemen mensen veel beslissingen met behulp van hun onderbewuste, o.a. vanwege de veel grotere verwerkingscapaciteit die het onderbewuste heeft. Als dan in het licht van fundamentalisme het gevoel als een ‘stoorzender’ bij keuzes wordt neergezet, word voorbijgegaan aan de werking van het onderbewuste, en wordt vooringenomenheid ten aanzien van fundamentalisme geïntroduceerd.
Alles overziend, zou ik net als Rik Torfs een lofzang voor het fundamentalisme willen houden. In de hoop dat, zoals een fundamentalist betaamt, de door mij geprefereerde discours variant van de titanenstrijd der memen uiteindelijk zegeviert. Hiervoor is het nodig dat we de oppervlakkigheid achter ons laten, om er voor te zorgen dat we vanuit de meest voordelige positie met de beste middelen kunnen voortgaan.
vrijdag 30 april 2010
De Fundamenten van Fundamentalisme
Gepost door
Leen de Waal
op
14:10
Labels: fundamentalisme
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten