woensdag 18 februari 2009

18-2-2009: Crisis of Duurzame Micro-stimulering?

Gisteren publiceerde het CPB voorlopige ramingen, overigens nog zonder toelichting, die voor 2009 véél slechter uitpakken dan men twee maanden geleden nog verwachtte. Deze extreem snelle verslechtering zou het gevolg zijn van de in hoog tempo verslechterende internationale economische situatie. Gevolgen: grote onrust in Nederland, bezorgde politici, AEX in duikvlucht, alle media in rep en roer. . .

Het lijkt bijna te mooi om waar te zijn voor de coalitie die de afgelopen weken toch wel wat barsten begon te vertonen, en een eenduidige visie omtrent aanpak van de crisis leek te ontberen, en de noodzaak om nu eens ‘echt door te pakken’ kennelijk ook niet zag. En zie daar; nu er een indicatie van de ergste economische crisis sinds 1931 lijkt te zijn, is er plotseling ‘totale eensgezindheid’ en kan opeens ‘alles’. Toeval, of . . .

Deze vraag laat onverlet dat er kennelijk momentum is om ‘ongebruikelijke’ maatregelen door te voeren, dit nog eens versterkt door het idee dat een crisis ook een trendbreuk impliceert, waardoor sowieso andere dan de tot dan toe gebruikelijke maatregelen nodig worden. Vanuit dit perspectief ontstaat een scala aan mogelijke oplossingen, waarvan er een hierna onder de loep genomen wordt.

Door het open karakter van de Nederlandse economie zullen we ons er van bewust moeten zijn dat er een risico is dat effecten van eventuele stimuleringsmaatregelen weglekken naar het buitenland. Protectionisme is hiervoor geen oplossing, eventuele maatregelen zullen dus niet alleen onze economie moeten stimuleren, maar bij voorkeur een internationaal aanzuigende werking moeten hebben, om aldus voor hefboomwerking te zorgen, en het weglekken te voorkomen.

Om in dit licht aan Keynesiaanse stimulering van de vraagkant van de economie te denken is gebruikelijk, en zou dus nu niet zonder meer gepast zijn op basis van het eerder gestelde. In aangepaste vorm zou het evenwel toch overwogen kunnen worden, en wel als volgt. Als we er van uitgaan dat het aantal mensen in Nederland dat zonder baan komt en recht krijgt op een uitkering toe zal nemen, kunnen we beginnen met deze mensen te verplichten om een cursus ‘hoe start ik mijn eigen bedrijf’ te volgen, waarin ze de basis van bijvoorbeeld ondernemerschap, creatief denken, en innovatie uitgelegd krijgen. Daarna krijgen ze recht op een werkeloosheidsuitkering, bij voorkeur overigens standaard op het niveau van de huidige bijstandsuitkering. Ze mogen dan, met behoud van uitkering een eigen bedrijf starten, en de daarmee hun inkomen aanvullen tot het niveau van hun laatste baan, waarna vervolgens de uitkering verlaagd wordt totdat de ondernemer weer volledig zelfstandig voorziet in zijn oude inkomen.

Vanwege de kredietcrisis zou het wellicht moeilijk kunnen zijn voor deze ondernemers om aan startkapitaal te komen, maar hier zou de overheid de invloed die ze inmiddels in de financiële sector heeft gekregen nuttig kunnen aanwenden om zodoende micro-kredietverlening tegen marktconforme voorwaarden af te dwingen, zodat deze fondsen op z’n minst productief ingezet worden. Aanvullend zou overwogen kunnen worden om door middel van een ‘verhoging’ van de vennootschapsbelasting deze bedrijven te verplichten 1% van hun belastbare winst ter beschikking te stellen als achtergestelde leningen in de het microkrediet fonds.

Tegelijkertijd krijgen de startende ondernemers, waar nodig, ondersteuning van een ervaren consulent, via netwerken kan kennis en ervaringen uitgewisseld en geaccumuleerd worden, wat er weer toe leidt dat het aantal faillissementen beperkt kan blijven.

Op deze manier zou kleinschalig ondernemerschap in Nederland een sterke stimulans krijgen. Als we de concurrentiepositie van Nederland in de mondiale economie willen versterken, dan kan het hiervoor beschreven uitkeringsmodel zodanig ingericht worden dat het aldus gestimuleerde kleinschalige ondernemerschap zich daar op richt, denk bijvoorbeeld aan duurzame en/of innovatieve bedrijvigheid desgewenst binnen clusters waar Nederland zich al een goede reputatie heeft verworven zoals logistiek, watermanagement, landbouw. Dergelijke initiatieven zouden dan de ondernemers recht kunnen geven op hogere premies. Op deze manier ontwikkelt Nederland via vergroting van het lerend vermogen op basis van kleinschalig ondernemerschap een concurrentiepositie die door haar genetische diversiteit makkelijk te handhaven is en zichzelf versterkt, en ook niet snel zal weglekken, hooguit een aanzuigende, en aanjagende werking heeft.

Alhoewel de keuze voor duurzame en/of innovatieve bedrijvigheid een goede lijkt, verdient deze afweging nadere aandacht, en de definitieve keuze zou af moeten hangen van de visie die Nederland heeft op het onderscheidend vermogen van haar internationale concurrentiepositie. Waarmee kan Nederland zich duurzaam onderscheiden? Zijn dat de traditionele zaken waar we al in voor op lopen als: effectieve overlegculturen, watermanagement, logistiek, landbouwtechniek, etc., of gaan we via kleinschalig ondernemerschap nieuwe wegen vinden, of is het is het kleinschalig ondernemerschap op zich de nieuwe weg?

Geen opmerkingen: