zaterdag 26 september 2009

Waarom de overheden nu eindelijk de bankiersbonussen aanpakken

De in het licht van de G-20-top in Pittsburgh weer nieuw leven ingeblazen discussie rondom bankiersbonussen lijkt op het eerste gezicht een terechte aanpak van de uitwassen die tot de crisis hebben geleid, niets is echter minder waar. In dit artikel zal aangetoond worden dat de overheid hier ten onrechte de vermoorde onschuld speelt.

Het is al sinds Lord Acton (1834-1902) bekend dat het ultieme doel van elke overheid is om meer macht en/of invloed te krijgen. Een van Lord Acton's meer bekende uitspraken is: Alle macht corrumpeert, absolute macht corrumpeert absoluut. Steeds meer macht of invloed is in essentie datgene wat het bestaan van een overheid lijkt te rechtvaardigen.

In een niet-crisis situatie is er een soort evenwicht waarbij de burgers niet toestaan dat een overheid steeds meer macht/invloed uitoefent. De macht mag dan slechts zover gaan dat de burgers daarvan overwegend positieve gevolgen ervaren. Hierbij kan gedacht worden aan zaken als bescherming, veiligheid en voorzieningen die niet door het marktmechanisme alleen tot stand zouden komen. Ter inspiratie: de nachtwakerstaat van Robert Nozick in Anarchy, State, Utopia (1974).

Een implicatie hiervan is dat de burgers een (forse) uitbreiding van de macht/invloed van de overheid in een niet-crisis situatie niet zullen accepteren. Dit leidt er dan weer toe dat de overheid in haar streven naar absolute macht, baat heeft bij crisis-situaties. In een crisis zijn de burgers geneigd in hun zoektocht naar zekerheid en veiligheid hun heil te zoeken in het toestaan van een grotere invloed van de overheid.

Het is op z’n minst opvallend, misschien zelfs verbazingwekkend dat de overheid er nu opeens stellig van overtuigd blijkt te zijn de crisis op te kunnen lossen door economische maatregelen zoals de bankiersbonussen aan banden leggen. Maar als deze maatregelen nu zouden helpen om de crisis op te lossen, dan zouden de maatregelen toch ook drie jaar geleden moeten hebben geholpen om de crisis te voorkomen???

Dat de overheid nu met maatregelen komt, kan niet anders betekenen dan dat de overheid ofwel drie jaar geleden comfortabel zat te slapen (net als de bankiers dus. . .) ofwel dat ze wist dat als ze de maatregelen niet zouden nemen er een crisis zou uitbarsten (die hen in staat zou stellen hun macht uit te breiden). Wellicht was het zo dat de overheid de noodzaak van het invoeren van de maatregelen wel zag, maar niet wist hoe die maatregelen in te voeren zonder de burgers tegen zich in het harnas te jagen, immers vrijwel zonder uitzondering werd iedereen op de wereld beter van de ogenschijnlijk ongebreidelde economische groei.

Als de overheid echt overtuigd is van de juistheid van haar voorgenomen maatregelen, kan dit, gelet op het in de vorige alinea gestelde, niet anders betekenen dan dat de overheid de grote schuldige achter de crisis is, en er vervolgens ook nog voor wordt beloond met uitbreiding van haar macht en invloed. Een spel dat de overheid heel slim speelt in het licht van de crisis: de eigen schuld verzwijgen, geheel in overeenstemming met het ‘gesundenes Volksempfinden’ de bankiers als zondebok aanwijzen en vervolgens de bankiers straffen. Ziedaar: het droomscenario van de overheid is gerealiseerd.

De vraag die overblijft is of de individuele regeerders c.q. overheidsdienaren dit allemaal zo daadwerkelijk bekokstoofd hebben, of dat de dynamiek van het systeem waar ze deel van uitmaken (lees: de overheid) er voor gezorgd heeft dat ze hun gezonde verstand hebben laten overvleugelen door de belangen van de overheid als systeem? En wat zegt dat dan over de betrouwbaarheid van de voorgestelde aanpak? Wellicht is het verstandig om, naar analogie van de inperking van de bankiersbonussen, ook de macht/invloed van de overheid wettelijk te beperken . . .

dinsdag 22 september 2009

Vervagend normbesef bij jonge managers?

Gisteren was het de hele dag te horen op de diverse radiozenders: volgens onderzoek van KPMG zouden jonge managers steeds minder verantwoordelijk zijn, grote risico’s nemen, en alleen gefocusseerd op hun eigen carrière, waardoor het hoog tijd zou zijn dat HBO- en universitaire opleidingen meer aandacht voor normen/ethiek ontwikkelen bij aanstaande managers...

Centrale vraag is of het gesuggereerde oorzakelijke verband tussen opleiding en ethisch gedrag binnen de organisatie wel de juiste focus op het gesignaleerde probleem biedt. Door anders naar de mogelijke oorzaken van het vervagende normbesef te kijken, blijkt het nog niet zo vanzelfsprekend te zijn dat die oorzaak in tekort schietende opleidingen zou liggen. Hierna zal ik vanuit een drietal perspectieven laten zien hoe een ander perspectief leidt tot andere bevindingen.

De eerste vraag die we ons kunnen stellen: Is het niet zo dat jonge managers uiterst ontvankelijk zijn voor de normen/cultuur waarmee ze in de organisatie waar ze gaan werken worden geconfronteerd? Het conformeren aan normen die al dan niet expliciet gelden binnen de organisatie waar je werkt zal er toe bijdragen dat een jonge manager snel(ler) carrière kan maken. En maatschappelijk gezien is een ‘glanzende’ carrière nog steeds niet verwerpelijk. Een mogelijk andere oorzaak dan de opleiding van de jonge manager, zou dus in de organisatiecultuur kunnen liggen, en het lijkt op z’n zachtst gezegd onwaarschijnlijk dat de jonge manager de aangewezen persoon is om die cultuur te veranderen.

Dat brengt ons direct bij de tweede vraag. Kopieert het jonge management niet gewoon het zittende management? Toont het huidige (senior) management niet juist zelf gebrek aan verantwoordelijkheid, en zijn zij niet juist bereid (te) grote risico’s te nemen. Juist dit gedrag is reeds door velen aangewezen als een van de grote oorzaken achter de huidige crisis. Overigens, zoals KPMG ook zelf op de website stelt, diezelfde crisis zou er wel eens toe kunnen leiden dat men nu probeert weer meer verantwoordelijkheid te kweken, en minder risico’s te nemen. Dit zou kunnen impliceren dat expliciet voorbeeldgedrag van (senior) management ten aanzien van risico’s en verantwoordelijkheden erg belangrijk is voor de ontwikkeling van normbesef bij jonge managers.

Deze eerste twee vragen zouden tot de voorzichtige conclusie kunnen leiden dat het zittende management zich kennelijk onvoldoende in staat acht de nieuwe managers de normen die kennelijk door het zittende management wenselijk worden geacht, bij te brengen. Wellicht zit hier een breder maatschappelijk issue achter, namelijk aandeelhouderswaarde als stuurmiddel?

De derde vraag ziet vervolgens op het relatief makkelijk te objectiveren begrip aandeelhouderswaarde. Het mag als bekend worden verondersteld dat sturen op aandeelhouderswaarde binnen ondernemingen al snel kan leiden tot risicovol, korte termijn gericht gedrag. Tegelijkertijd, bij gebrek aan beter, en door gewenning, gekoppeld aan de ogenschijnlijke objectiviteit is dit nog steeds het kompas waar veel organisaties op sturen. Dit leidt er op zich dan weer toe dat beoordelings- en vaak gekoppeld beloningssystemen gebaseerd zijn op maximalisatie van de aandeelhouderswaarde. Hierdoor bevestigen deze systemen weer dat risicovol en onverantwoord gedrag op individueel niveau acceptabel, of misschien zelfs wel gewenst is. Hoeveel organisaties hebben de beloning van jonge managers feitelijk al losgekoppeld van hun (financiële) performance?

Kortom, ogenschijnlijk risicovol en onverantwoord gedrag was tot voor kort zowel breed maatschappelijk, als binnen organisaties, als op individueel niveau de norm. Enige nuancering is hier op z’n plaats, het gaat immers om de uitwassen van ondernemerschap binnen een kapitalistisch systeem, dat tegelijkertijd ook voor veel welvaart heeft gezorgd. Binnen organisaties worden de (inmiddels als ongewenst beschouwde uitwassen) door de bestaande cultuur, het zittende management en de nog niet aangepaste systemen nog steeds, in ieder geval impliciet, bevestigd. Met als gevolg dat de jonge manager bijna niets anders kan doen dan zich er aan onderwerpen, als hij ten minste wil ‘overleven’ en in de ogen van de maatschappij succesvol zijn.

Als we dit gedrag van jonge managers, wellicht gedreven door maatschappelijke impulsen, zouden willen veranderen, lijkt het effectiever om te beginnen bij de bestaande organisatiecultuur (lees: voorbeeldgedrag van het (senior) management) en het aanpassen van de systemen (lees: belonen van ethisch gedrag).

Het is goed dat gebaseerd op het KPMG-onderzoek deze discussie losgebarsten is, en organisaties nu gelegitimeerd op zoek kunnen gaan naar een nieuwe cultuur, en ondersteunende systemen om jonge aanwas van het management te indoctrineren met de nieuwe paradigma’s.

(zie ook het bericht op de KPMG-website: http://www.kpmg.nl/site.asp?id=2036&process_mode=mode_doc&doc_id=47287 )

woensdag 18 februari 2009

18-2-2009: Crisis of Duurzame Micro-stimulering?

Gisteren publiceerde het CPB voorlopige ramingen, overigens nog zonder toelichting, die voor 2009 véél slechter uitpakken dan men twee maanden geleden nog verwachtte. Deze extreem snelle verslechtering zou het gevolg zijn van de in hoog tempo verslechterende internationale economische situatie. Gevolgen: grote onrust in Nederland, bezorgde politici, AEX in duikvlucht, alle media in rep en roer. . .

Het lijkt bijna te mooi om waar te zijn voor de coalitie die de afgelopen weken toch wel wat barsten begon te vertonen, en een eenduidige visie omtrent aanpak van de crisis leek te ontberen, en de noodzaak om nu eens ‘echt door te pakken’ kennelijk ook niet zag. En zie daar; nu er een indicatie van de ergste economische crisis sinds 1931 lijkt te zijn, is er plotseling ‘totale eensgezindheid’ en kan opeens ‘alles’. Toeval, of . . .

Deze vraag laat onverlet dat er kennelijk momentum is om ‘ongebruikelijke’ maatregelen door te voeren, dit nog eens versterkt door het idee dat een crisis ook een trendbreuk impliceert, waardoor sowieso andere dan de tot dan toe gebruikelijke maatregelen nodig worden. Vanuit dit perspectief ontstaat een scala aan mogelijke oplossingen, waarvan er een hierna onder de loep genomen wordt.

Door het open karakter van de Nederlandse economie zullen we ons er van bewust moeten zijn dat er een risico is dat effecten van eventuele stimuleringsmaatregelen weglekken naar het buitenland. Protectionisme is hiervoor geen oplossing, eventuele maatregelen zullen dus niet alleen onze economie moeten stimuleren, maar bij voorkeur een internationaal aanzuigende werking moeten hebben, om aldus voor hefboomwerking te zorgen, en het weglekken te voorkomen.

Om in dit licht aan Keynesiaanse stimulering van de vraagkant van de economie te denken is gebruikelijk, en zou dus nu niet zonder meer gepast zijn op basis van het eerder gestelde. In aangepaste vorm zou het evenwel toch overwogen kunnen worden, en wel als volgt. Als we er van uitgaan dat het aantal mensen in Nederland dat zonder baan komt en recht krijgt op een uitkering toe zal nemen, kunnen we beginnen met deze mensen te verplichten om een cursus ‘hoe start ik mijn eigen bedrijf’ te volgen, waarin ze de basis van bijvoorbeeld ondernemerschap, creatief denken, en innovatie uitgelegd krijgen. Daarna krijgen ze recht op een werkeloosheidsuitkering, bij voorkeur overigens standaard op het niveau van de huidige bijstandsuitkering. Ze mogen dan, met behoud van uitkering een eigen bedrijf starten, en de daarmee hun inkomen aanvullen tot het niveau van hun laatste baan, waarna vervolgens de uitkering verlaagd wordt totdat de ondernemer weer volledig zelfstandig voorziet in zijn oude inkomen.

Vanwege de kredietcrisis zou het wellicht moeilijk kunnen zijn voor deze ondernemers om aan startkapitaal te komen, maar hier zou de overheid de invloed die ze inmiddels in de financiële sector heeft gekregen nuttig kunnen aanwenden om zodoende micro-kredietverlening tegen marktconforme voorwaarden af te dwingen, zodat deze fondsen op z’n minst productief ingezet worden. Aanvullend zou overwogen kunnen worden om door middel van een ‘verhoging’ van de vennootschapsbelasting deze bedrijven te verplichten 1% van hun belastbare winst ter beschikking te stellen als achtergestelde leningen in de het microkrediet fonds.

Tegelijkertijd krijgen de startende ondernemers, waar nodig, ondersteuning van een ervaren consulent, via netwerken kan kennis en ervaringen uitgewisseld en geaccumuleerd worden, wat er weer toe leidt dat het aantal faillissementen beperkt kan blijven.

Op deze manier zou kleinschalig ondernemerschap in Nederland een sterke stimulans krijgen. Als we de concurrentiepositie van Nederland in de mondiale economie willen versterken, dan kan het hiervoor beschreven uitkeringsmodel zodanig ingericht worden dat het aldus gestimuleerde kleinschalige ondernemerschap zich daar op richt, denk bijvoorbeeld aan duurzame en/of innovatieve bedrijvigheid desgewenst binnen clusters waar Nederland zich al een goede reputatie heeft verworven zoals logistiek, watermanagement, landbouw. Dergelijke initiatieven zouden dan de ondernemers recht kunnen geven op hogere premies. Op deze manier ontwikkelt Nederland via vergroting van het lerend vermogen op basis van kleinschalig ondernemerschap een concurrentiepositie die door haar genetische diversiteit makkelijk te handhaven is en zichzelf versterkt, en ook niet snel zal weglekken, hooguit een aanzuigende, en aanjagende werking heeft.

Alhoewel de keuze voor duurzame en/of innovatieve bedrijvigheid een goede lijkt, verdient deze afweging nadere aandacht, en de definitieve keuze zou af moeten hangen van de visie die Nederland heeft op het onderscheidend vermogen van haar internationale concurrentiepositie. Waarmee kan Nederland zich duurzaam onderscheiden? Zijn dat de traditionele zaken waar we al in voor op lopen als: effectieve overlegculturen, watermanagement, logistiek, landbouwtechniek, etc., of gaan we via kleinschalig ondernemerschap nieuwe wegen vinden, of is het is het kleinschalig ondernemerschap op zich de nieuwe weg?

donderdag 5 februari 2009

Over de fundamentele oorzaken van de crisissen; vertrouwen of teleurstelling?

Nadat in 2008 de financiële crisis vat op ons leven kreeg en vervolgens ook de reële economie raakte, lijkt de tijd rijp geworden om de vraag te stellen waar de oorzaken van deze ontwikkelingen liggen. Bijna onvermijdelijk is het dan om vast te stellen dat een groot gedeelte van de crisis ‘tussen de oren’ zit, immers fundamenteel economisch was er eigenlijk niet zo heel veel aan de hand. Al snel vallen dan ook woorden als ‘vertrouwen’. Daarbij wordt gedoeld op banken die elkaar en hun klanten niet (meer) vertrouwen, de consumenten die bang zijn voor de economische ontwikkelingen, en de media die welhaast gretig op deze sentimenten inspelen. Vervolgens is er dan de overheid die alleen maar met maatregelen komt die het bestaan van de een crisis verder bevestigen, zoals: garanties voor banken, werktijdverkorting, inspelen op massaontslagen, etc., etc.,. Hierbij wordt de overheid gedreven door de onderliggende angst bij de burgers die zij vanuit haar rol in de verzorgingsstaat van nature meent te moeten aanwakkeren, om vervolgens weer voor diezelfde angstig gemaakte burgers te kunnen zorgen.

De vraag is: hoe heeft het zo ver kunnen komen? Het is niet moeilijk om te constateren dat in de aanloop naar het ontstaan van de crises (nadat we aan het begin van het nieuwe millennium al het uiteenspatten van de Internet bubbel hadden gezien, waarna het weer even beter leek te gaan) we opgingen in een wereldwijde zoektocht, gedreven vanuit het economisch systeem, naar steeds meer geld. Maar omdat geld slechts extrinsieke waarde heeft, zal (steeds meer) geld op zich nooit bevredigend kunnen zijn, waardoor men de neiging krijgt er steeds meer van te willen hebben, en daardoor er meer en meer energie in gaat steken, wat dan weer leidt tot verregaande rationalisering, waardoor we voorbij gaan aan de zoektocht naar intrinsieke waarde, via een inhoudelijke, wederkerige dialoog.

Eigenlijk zijn we op zoek naar transcendentie (we hebben immers materieel zo ongeveer alles wat we maar zouden kunnen willen wensen), maar daar niet aan toekomen omdat we alle energie steken in het verkrijgen van steeds meer geld, waarmee we dan artificiële transcendentie ‘kopen’ (denk o.a. aan alle op ‘wellness’ gerichte ontwikkelingen, die door hun transactionele aard als zuiver hedonistisch te betitelen zijn, en daarmee ook niet intrinsiek en dus uiteindelijk onbevredigend zijn). De echte transcendentie kan slechts gerealiseerd worden door vanuit onze leefwereld, via een machtsvrije, wederkerige dialoog, transcendentie te initiëren. Een lastige, moeilijke weg, die we juist om die reden nog wel eens willen proberen te vermijden, maar omdat het de enige weg is naar transcendentie, wel een die uiteindelijk leidt tot duurzame ontwikkelingen, zonder vertrouwenscrisis. Sterker nog, toekomstige vertrouwenscrises worden door machtsvrije wederkerige dialoog expliciet onmogelijk.

Om uit de crisisspiraal te ontsnappen, zullen andere bewegingen in gang gezet moeten worden. Een aantal partijen zal hun verantwoordelijkheden moeten nemen. De mondiale overheden moeten volmondig hun vertrouwen in de fundamenten van de economie laten zien, door over te gaan tot Keynesiaanse conjuncturele stimuleringsmaatregelen, in plaats van te waarschuwen, en virtuele financiële systeem te steunen. Daarnaast zou de overheid er goed aan doen er naar te streven om de verzorgingsstaat zoveel mogelijk te beperken tot het strikt noodzakelijke, waardoor de mens zich weer bewust wordt van zijn eigen verantwoordelijkheden. De media kunnen hun steentje bijdragen door alle energie te richten op het op gang brengen en houden van machtsvrije wederkerige dialoog. De burgers zullen op hun beurt bereid moeten zijn tot het voeren van die dialoog, hun eigen verantwoordelijkheden te willen nemen, en bereid zijn tot transcendentie, in plaats van extrinsieke waarden na te jagen. . .